
In Nederland ontvangen veel culturele organisaties cultuursubsidies vanuit cultuurfondsen. Eén van deze cultuurfondsen is het Fonds Podiumkunsten. Dit fonds kent subsidies toe aan organisaties die zich bezighouden met podiumkunsten zoals muziek, theater, dans en andere vormen van podiumkunsten. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen makers en presentatie-instellingen, zoals podia en festivals. Daarnaast is er ook de Culturele basisinfrastructuur (BIS), een vierjarige subsidieverlening aan culturele instellingen vanuit de Rijksoverheid.
Al jaren bestaat in de popmuzieksector het idee dat er vanuit overheidsbeleid via de cultuursubsidies substantieel minder geld richting de popmuziek gaat dan naar andere podiumkunsten. Doel van dit project was om te achterhalen hoe hoog de subsidietoekenningen daadwerkelijk zijn voor de popsector en wat de verhouding is tot de subsidies voor andere podiumkunsten. Is er een verschil en waarom? Sluiten de subsidies en bijbehorende eisen wel goed aan bij de werkelijkheid van de popmuziek? Of weten de popmuzikanten en poppodia niet goed de weg naar deze subsidies te vinden?
Dit onderzoek van het lectoraat Innovation in the Music Industry bestond uit twee fases. In de eerste fase maakten we een kwantitatieve analyse van de toekenningen van kunstsubsidies. Vanuit de cultuurfondsen en het ministerie van OC&W worden namelijk geen gegevens gepubliceerd met betrekking tot de toekenning van subsidies aan specifiek popmuziek. Dit hebben wij heel gedetailleerd onderzocht.
In een tweede fase vroegen we feedback op deze bevindingen vanuit het werkveld. Hiervoor bevraagden we de makers en presentatie-instellingen (poppodia en festivals). Samen met de verschillende stakeholders werkten we aan een aantal realistische oplossingen om ervoor te zorgen dat de popmuziek structureel beter ondersteund kan worden.
"Afhankelijk van de uitkomsten van het onderzoek zijn er meerdere oplossingsrichtingen. Misschien moeten aanvraagprocedures voor subsidies aangepast worden, of moet deze groep juist beter ondersteund worden in het schrijven van aanvragen."
Zowel voor toekomstige makers (bijvoorbeeld bij het Conservatorium) als managers (bij Creative Business en Leisure Events Management) is het belangrijk om te weten hoe de subsidiewereld werkt. Het is enorm relevant om kennis uit de industrie in de hogeschool te krijgen, zodat toekomstige professionals zich kunnen voorbereiden op het huidige landschap. Bewustzijn van het bestaan van subsidiestromen voor popmuziek kan helpen bij het opstarten van loopbanen of projecten na de studie.
Dit onderzoeksproject is tot stand gekomen naar aanleiding van een vraag vanuit het werkveld. Onze samenwerkingspartner in dit onderzoek was de Popcoalitie, een netwerkorganisatie die de gehele popmuzieksector vertegenwoordigt. Daarnaast hebben vertegenwoordigers van diverse branche- en beroepsverenigingen, zoals BAM! Popauteurs en het Music Manager’s Forum Nederland, ons inhoudelijk begeleid. Voor het onderzoek maakten we ook gebruik van input van de Vereniging van Evenementenmakers.
De resultaten van het onderzoek werden gepresenteerd en gedeeld met de sector tijdens Eurosonic Noorderslag 2025.
Er zijn meerdere uitkomsten bij dit onderzoek. De resultaten werden gedeeld op de belangrijke werkveldconferentie Eurosonic Noorderslag (ESNS). Hier werd ook het debat met verschillende stakeholders gevoerd. Na afloop stelden we de vervolgvraag wat we aan de ongelijkheid kunnen doen. Er zijn verschillende oplossingen mogelijk. Misschien moeten aanvraagprocedures voor subsidies aangepast worden, zodat meer artiesten en makers in aanmerking komen. Of misschien moet deze groep juist beter ondersteund worden in het schrijven van aanvragen.